Impressionisme (1860 - 1890)

Het impressionisme vond haar oorsprong in Frankrijk. Deze kunststroming was erg vernieuwend en verzette zich tegen het heersende classicisme. Deze kunstenaars wilden het waargenomene onmiddellijk weergeven. Er was dus geen sprake meer van afgelijnde contouren. Bij de onderwerpkeuze richtte men zich op het alledaagse leven, zonder allegorie of nationalistisch triomfalisme. Ook de kleurenverdeling was ongezien. De elementaire kleuren werden als naast elkaar geplaatste toetsen op doek gebracht, en gaven enkel op afstand de gewenste kleurvariaties. Zo probeerden de kunstenaars de indrukken van zon, licht en lucht weer te geven.

De term impressionisten komt uit een artikel in het Parijse blad Le Charivari van 25 april 1874. Louis Leroy wou Claude Monets Impression, soleil levant belachelijk maken en noemde de exposanten les impressionistes.

Manets Absintdrinker, Olympia en Déjeuner sur l'herbe veroorzaakten al in 1863 grote ophef en gaven aanleiding tot een eerste Salon des Refusés. In 1874 werd het impressionisme helemaal op gang getrokken door Degas en Renoir. Zij verzamelden 31 jonge Franse schilders in het atelier van de fotograaf Nadar aan de Boulevard des Capucines 35 te Parijs, en verenigden zich officieel. Hun eerste expositie opende een maand voor de opening van het officiële Salon en was een schandaal omwille van de banale onderwerpen en nieuwe stijltechnieken. Ook Cézanne, Monet, Berthe Morisot, Alfred Sisley, en Pissarro exposeerden hier.

Vanuit het impressionisme zijn het post-impressionisme en het neo-impressionisme ontstaan. Binnen deze stijlen ontwikkelden zich het pointillisme en het luminisme.