De term expressionisme komt van het Latijnse expressio en betekent uitdrukking. In 1911 gebruikte Herwarth Walden voor het eerst de term expressionisme in zijn tijdschrift Der Sturm.
In deze stroming probeert de kunstenaar zijn gevoelens en ervaringen uit te drukken door middel van zijn kunst. Hiervoor zal hij de zichtbare werkelijkheid vervormen, dit in tegenstelling tot het impressionisme waar de kunstenaar de werkelijkheid weergeeft zoals hij die ervaart. Met het expressionisme vervaagt de band met de werkelijkheid en worden nieuwe kunstvormen geboren. Kenmerkend voor deze stroming zijn felle kleuren, grillige beelden, een slordige schildertechniek, platte vlakken en foutief perspectief. Het expressionisme als stijl is vooral bekend in de schilderkunst maar komt ook voor in de muziek, literatuur, architectuur, toneel en film.
Enkele belangrijke expressionistische kunstschilders zijn Heinrich Campendonk, Emil Nolde, Franz Marc, Ernst Barlach, Wilhelm Lehmbruck, Karl Schmidt-Rottluff, Ernst Ludwig Kirchner, Erich Heckel, Otto Mueller, August Macke, Max Beckmann, Paula Modersohn-Becker, Egon Schiele, Oskar Kokoschka, Amedeo Modiglani, Wassily Kandinsky, Edvard Munch, Francis Bacon en Paul Klee.
Het expressionisme ontstond gelijktijdig met het Franse fauvisme. Duitse bewegingen als Die Brücke, Der Blaue Reiter, Die Neue Sachlichkeit en het Bauhaus lagen mee aan de basis van de ontwikkeling van de stijl. In 1948 verenigde een aantal fauvisten en expressionisten zich in de Cobra groep, een op het expressionisme gebaseerde stroming die vooral in Nederland, België en Denemarken bestond. Ook de Nieuwe Wilden zijn een postexpressionistische stroming.