Barok (1600 - 1750)

De barok is een Europese stijlperiode die vanaf de 17e eeuw tot in de eerste helft van de 18e eeuw werd beoefend en haar oorsprong had in Italië. Het woord barok komt van het Portugese barroco, wat onregelmatig gevormde parel  betekent. Typisch voor deze stijl zijn de theatrale elementen, weelderige plooivallen en uitbundige decoraties. Er werd gestreefd naar een totaal kunstwerk: beeldende kunst en architectuur versmolten tot één geheel, de decoraties waren vaak overbodig en gingen in elkaar over.

De eigenlijke start van de barok is streekgebonden maar begon in Rome en zou in het Noorden nooit doorbreken zoals in Italië. De stijl bouwt oorspronkelijk verder op de Renaissance, maar slaat snel zijn eigen weg in. De barokke stijl is gebruikt in de architectuur, tuinarchitectuur, schilderkunst, beeldhouwkunst, literatuur en muziek. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen vroeg-, hoog- en laatbarok.

Onder invloed van de Italiaanse architecten Maderno, Borromini en Bernini wordt een bouwstijl ontwikkeld die nog steeds gebruik maakt van Romeinse en Renaissancebegrippen maar breekt met de beperkingen van het klassieke bouwen. De bouwkunst uit de barokperiode wordt gekenmerkt door het gebruik van dieptewerking met perspectieven, veelvuldig gebruik van ovalen, rijke en weelderige materialen, tweezijdige symmetrie, ingewikkelde patronen en overmatige versieringen. Eén van de bekendste barokke bouwwerken is de Sint-Pietersbasiliek te Rome door Bernini.

Bekende beeldhouwers uit de barok zijn Bernini, Borromini en Da Cortona.

De schilderkunst kenmerkt zich door extreem realisme, dramatische effecten, sterke contrasten, veel emotie en drukte, berekende dieptebewerking en gebruik van diagonalen. Enkele van de meest bekende kunstenaars uit deze periode zijn Brueghel, Van Dyck, Jordaens, Rubens, Rembrand van Rijn, Johannes Vermeer, Philippe de Champaigne, Georges de La Tour, Nicolas Poussin, Francisco Goya, Diego Rodríguez de Silva y Velázquez en Thomas Gainsborough.

Het dramatische effect van de barok maakt de stijl erg populair bij de hoven en de kerk. We moeten de ontwikkeling van deze stijl dan ook plaatsen in de maatschappelijke context van reformatie en contrareformatie, godsdienstige vervolgingen en verguising van protestanten. Na de Val van Antwerpen in 1585 vlucht meer dan de helft van de bevolking naar het Noorden. Onder hen bevinden zich talrijke hervormingsgezinde kunstenaars en intellectuelen. Het Vaticaan zal de barokke kunst vooral gebruiken om de gelovigen te overweldigen, koningen als Lodewijk XIV om hun absolutistische ideeën kracht bij te zetten.

In de achttiende eeuw ontstaat de rococo, een luchtiger stijl met minder religieuze geladenheid.