Het postimpressionisme is ontstaan uit het impressionisme en wordt gebruikt voor de Franse tak. In andere landen spreekt men eerder van neo-impressionisme. Al dekken beide termen ongeveer dezelfde lading, toch kan het postimpressionisme best geïnterpreteerd worden als verzamelnaam voor de na-impressionistische bewegingen in Frankrijk, terwijl het in de andere landen eerder gaat over laat-impressionisme.
De term postimpressionisme werd bedacht door de Britse criticus Roger Fry voor zijn Londense expositie in 1910, met werken van Cézanne, Gauguin, van Gogh, Seurat en Signac.
Het postimpressionisme was een reactie op het impressionisme, en wil verder gaan dan de weergave van waarnemingen. Om meer gevoel in het schilderij te leggen vervormen de kunstenaars de werkelijkheid door middel van abstractie en herstructurering. Typisch voor deze kunst is de vormloze, vluchtige schilderstijl waarin verschillende toetsen de dynamiek bepalen. Er wordt veel gebruik gemaakt van complementaire kleurcontrasten.
Bekende postimpressionistische kunstenaars zijn Cézanne, Gauguin, van Gogh, Maurice Prendergast, Henri Rousseau, Seurat, Paul Sérusier, Paul Signac, Henri de Toulouse-Lautrec en Édouard Vuillard. Parallelle stromingen zijn het pointillisme, cloisonnisme en luminisme.