aquarel

Het woord aquarel verwijst naar de verf op waterbasis, de schildertechniek met deze verf en het eindproduct. 

Aquarelverf bestaat in verschillende vormen: blokjes geperst pigment, tubes, wateroplosbaar waskrijt of wateroplosbare kleurpotloden. De verf bestaat uit zuivere pigmenten die vermengd worden met arabische gom en glycerine om de vervloeiing van de pigmentdeeltjes in het water te verbeteren. In tegenstelling tot dekkende gouache is aquarelverf transparant. Kenmerkend voor deze techniek is het ontbreken van een verffilm omdat het bindmiddel volledig door het papier geabsorbeerd wordt. Hierdoor ontstaat dus geen transparante film zoals bij olieverf. De illusie van transparantie wordt gecreëerd door het onbedekte witte papier dat tussen de opliggende pigmentdeeltjes zichtbaar blijft. 

De twee basistechnieken van aquarel zijn: nat in nat en nat op droog. In het eerste geval wordt het papier nat gemaakt voor het wordt beschilderd, in het tweede geval niet. Aquarel kan goed gecombineerd worden met andere technieken zoals Oost-Indische inkt, pastelkrijt, gouachepotlood of houtskool. Het combineert niet goed met olieverf, dat waterafstotend is. Om aquarelverf te combineren met een pasteuze verf gebruikt men beter acrylverfPaul Klee combineerde aquarel vaak met andere verfsoorten.

Wateroplosbare dekverf werd al in de Klassieke Oudheid gebruikt. Toch ontbrak het typische aquareleffect door het gebruik van vettig perkament. De aquareltechniek werd ontdekt na de uitvinding van het papier in China rond 100 na Christus. In de 12e eeuw werd papier door de Moren naar Europa gebracht, maar gebruikte men het vooral als voorstudie bij de frescotechniek. Omdat bij fresco's soms correcties werden aangebracht in de transparante lijmverf, werden ook transparante lagen in de voorstudies gebruikt, Met de opkomst van de olieverftechniek werd het gebruikelijk om de glans en transparantie van deze techniek te imiteren door gomverf in plaats van dekkende lijmverf te gebruiken. Enkele grote kunstenaars als Albrecht Dürer en Antoon van Dyck werkten met waterverf. In deze tijd werd transparante verf ook gebruikt voor het inkleuren van gedrukte prenten. Dit leidde tot de techniek van de gewassen tekening: een afbeelding in watervaste Oost-indische inkt die werd opgekleurd door transparante verf.

De echte klassieke aquareltechniek ontstond pas na de ontwikkeling van het gespecialiseerde aquarelpapier in de 18e eeuw en werd een rage in Engeland. Bekende kunstenaars als Thomas Gainsborough en John Constable gebruikten de techniek. In de 20e eeuw raakte deze techniek wat vergeten omdat ze zich niet leende voor de expressionistische avant-garde kunst. Toch zouden ook kunstenaars als Klee en Kandinsky abstracte aquarellen maken. Tegenwoordig gebruiken vooral amateurs de aquareltechniek.